Taipei ’23 – dag 25: Boogschietdrama
Vandaag hebben we les van 9 tot 11. We zijn verhuisd naar een ander klaslokaal. Met andere klasgenootjes. En een boek naar beneden, dus dit is te makkelijk. Zwitserse klasgenootje en ik vinden stom. We zitten bij iemand die he-le-maal niks kan lezen en ook niet oplet. Leest standaard de zin op van drie pagina’s ervoor, zeg maar. De docent is ook gewisseld. Iedereen is hier leuk, maar we vinden allebei onze vorige docent veel leuker, omdat die allemaal woorden op het bord schreef. Daar leerde je veel meer vocabulaire, zeg maar. Hier zitten we vooral te wachten tot nieuw klasgenootje ook weer eens meedoet. Dit blijkt ‘s avonds een rode lijn in zijn leven te zijn, trouwens, maar daar kom ik straks wel op.
Na de les gaan we wat lunchen. Daar is ook een van onze vorige klasgenootjes bij, want die gaat na de lunch naar het vliegveld om weer naar huis te gaan, maar daarvoor wilde ze graag nog wat eten. Daarna heb ik eigenlijk niet meer zo heel veel gedaan. Beetje thuis gehangen en wat gelezen en gepuzzeld. Aan het einde van de middag heb ik nog boodschappen gedaan en wat te eten gehaald.
Het meest enerverende was toch wel mijn avond.
Ik heb lang getwijfeld of ik hier enige tekst aan zou wijden, omdat ik eigenlijk vind dat dit soort figuren in een soort verdomhoek of put moeten, en geen plaats in mijn herinneringen. Aan de andere kant heb ik me de afgelopen vierentwintig dagen ook niet beperkt tot de leuke ervaringen.
Ten eerste, wat achtergrondinformatie. De school waar ik nu Chinees leer organiseert elke week twee avondactiviteiten, meestal op maandag en op woensdag. Meegaan is gratis, je moet alleen wel zelf de metro en een eventueel toegangskaartje betalen. De regel is dat je je stipt om 7 uur meldt bij de school, op de 2e verdieping van het gebouw, voor de deur.
Vanavond stond boogschieten op de planning.
Laat ik dat nou net een aantal weken geleden op vakantie in Turkije toch best wel wat keer gedaan hebben (we vonden dat echt veel en veel te leuk). Dus de beginnerscursus had ik al gehad. Waarom dan niet in Taiwan ook boogschieten? Het is hier vast veiliger dan daar (zal alvast verklappen dat dat dus niet zo was). Plus, ik ben niet meer ziek, dus het is ook een manier om gezellig te doen met schoolgenootjes waarmee ik niet in de klas zit. Er komen vast wel een paar mensen op af. Hopen op een niet te grote groep.
Voor de lezers die mij heel goed kennen: ga even zitten. Wat ik nu schrijf kan als shockerend ervaren worden.
Vanavond heb ik geleerd dat een sociale groep voor mij ook te klein kan zijn.
Ik kan het zelf ook nog bijna niet geloven.
Er was, naast mij, nog één andere leerling van de school. En Oliver, onze tour guide. Voor de oplettende lezer: dat is ook de langzame meneer die mij de eerste dag hier op mijn kamer heeft gebracht. Die man die in zijn eigen stad de weg kwijt raakt. Het was nu niet veel beter. Maar eigenlijk was me dat nog het minst erge.
De enige andere leerling die op het boogschieten af kwam was namelijk mijn lieftallige nieuwe klasgenootje. Die kan ik na vanavond zo omschrijven: een testosteronbom met ondermaatse prestaties in de vorm van een tiener met te veel zelfovertuiging. Laten we hopen dat het een tiener was, trouwens, want iemand van boven de twintig met dit soort gedrag is – in de woorden van een oud-docent van mij – “een verspilling van DNA en zuurstof”.
Zo ongeveer de gehele metrorit naar het boogschietgebeuren toe is er niet gepraat. Ik vind het zelf namelijk ook echt heel lastig om zelf een gesprek te beginnen, dus ik stond moed te verzamelen. Eenmaal aangekomen en over straat wandelend ben ik maar eens gaan vragen waarom hij het leuk vindt om Chinees te leren. Ik wist niet zo goed wat ik anders moest dan deze standaardvraag. Het antwoord?
“Tsja, ik heb al een enorme voorsprong met mijn Japans.” Daarop vroeg ik natuurlijk waarom hij Japans sprak, want het feit dat ‘ie zwart haar had was voor mij niet genoeg om uit te gaan van enige Japanse afkomst.
“Tsja, ik kan nu liegen en zeggen dat ik half Japans ben.” Daarop vroeg ik waarom je daarover zou liegen, want what’s the point? Meneer was blijkbaar niet gediend van mijn vragen om verduidelijking. Na een aantal vragen ging het gesprek zo verder:
“Nou, als jij niet snapt waarom ik daarover zou liegen, dan snap je dat maar lekker niet.”
Ik snap het wel. Ik snap het heel goed. Deze gast heeft yellow fever. En hij is niet tevreden met mijn antwoorden en al helemaal niet met hoe ik me gedraag. Ik zal even wat toelichting geven over yellow fever, want het is geen echte ziekte en al helemaal geen gele koorts. Mensen met yellow fever zijn westerse jongens en jonge mannen die op de één of andere manier (meestal vanwege uiterlijkheid of een vercrackt karakter) door hun eigen sociale groep thuis uitgekotst zijn en dan in Azië hun heil gaan halen bij ‘makkelijke’ meisjes, die wél in ze geïnteresseerd zijn, omdat een westerling als vriendje hebben hier in sommige kringen gelijk staat aan status.
Maar goed, ik houd me van de domme, want ik vind dit ongelooflijk kutgedrag. Ik ga vrolijk verder met mijn taalgerelateerde vragen! De volgende: “Waarom vind je Japans dan zo leuk?”
“Ja, nou moet ik toegeven dat ik dat heb geleerd omdat ik anime (Japanse cartoons) zo leuk vond.” Uhh, waarom is dat erg dan?
“Omdat ik het nu niet meer leuk vind.” Maar… dat mag toch gewoon? Ga je toch niet dood aan? Iedereen mag veranderen? Hij vindt het blijkbaar het einde van de wereld.
Maar er is nog wat. Ik heb ook wel gehoord van mensen die vanwege anime Japans zijn gaan leren, maar die hebben heel vaak niet goed leren lezen en schrijven. Japans gebruikt Chinese karakters, maar ook twee zelfgemaakte alfabetten. Animefans kunnen vaak alleen deze alfabetten goed lezen, en dus geen karakters. Uitzonderingen daargelaten, natuurlijk. Maar, het Chinees en Japans zijn onderling qua grammatica heel erg verschillend. Als je Japans spreekt en Chinees wil leren, is je enige voordeel dat je misschien wat karakters kan lezen. En dat kunnen deze mensen dus meestal niet.
Dus ik vraag hem of hij dan wel kan lezen, want anders heeft hij niks aan zijn kennis van het Japans.
“Ja, dat is dus wat mij zo ontzettend uniek maakt.”
Hm, je bevindt je in een land met drieëntwintig miljoen mensen waarvan bijna iedereen kan lezen en schrijven. Ik zou eerder zeggen dat kunnen lezen hier niet echt een uitzondering is. Het is zeker een prestatie om als westerling al die karakters uit je hoofd te gaan leren als je ze niet dagelijks gebruikt. Ik weet ook hoeveel tijd ik daar aan heb besteed. Maar de manier waarop meneer zijn eigen unieke kwaliteiten aan mij etaleert staat me zo ontzettend tegen, dat ik besluit hem die credits niet te geven.
Nou ja, needless to say, wij zijn dus géén vrienden. En dat gaan we nooit worden ook.
In boogschieten is hij namelijk ook verschrikkelijk. Met de oefening die ik op vakantie heb gehad lukt het mij nog best aardig in het bord (en meestal in het doel) te schieten. Meneer zegt dat hij het heel lang geleden ook al eens heeft gedaan, dus dat hij ook geen uitleg nodig heeft. Met als gevolg dat het verschrikkelijk slecht gaat en hij geen enkele pijl raak schiet, totdat een meneer die bij het boogschutten hoort toch maar besluit hem een halve introductie te geven in het Chinees met af en toe een Engels woord erin. Om te illustreren hoe dat gaat, deze zin: 要小心啊,拉的話用fingers不要用shoulder這個會很痛。En gezien mijn klasgenootje he-le-maal niks verstaat snapt hij dat het om vingers en een schouder gaat, maar hij heeft geen idee wat hij ermee moet doen, and it shows. Naja.
Als er iemand in de rij 拔箭 (ba jian) roept, dan dien je je pijlen te gaan halen. Dan wacht de rest even met schieten. Dat moet je dan wel gelijk gaan doen, anders houd je de hele boel op. Meneer loopt meerdere malen pas zo laat het veld in om z’n pijlen te gaan pakken dat de rest al weer is begonnen. En de Aziatische beleefdheid dicteert dat ze dan even wachten tot deze onbeleefde tiener weer van het veld is geslenterd. Erg storend voor de redelijk professioneel (met eigen boog enzo) uitziende hobbyisten die daar hun standaard boogschietavondje hebben en totaal niet zitten te wachten op dit soort asociale gedrag.
Ik kan het aan het eind niet laten om mijn eigen zes pijlen uit mijn eigen bord te halen, twee van hem te laten zitten, en toch maar even te vragen of hij wel weet dat het linkerbord van mij is en dat hij dus dient te mikken op zijn eigen bord.
Er is hier sociaal toch niks meer te redden, en al was dat wel zo, dan ging ik daar tenminste niks meer aan doen.
Sommige mensen… 😮💨
Dus, het boogschieten was leuk om te doen, maar sociaal gezien was het een kutavond, en totaal niet waar ik op had gehoopt. Ik vind dit soort dingen al moeilijk, zeker als ik niet zeker weet of er iemand gaat zijn die ik ken, en als dit gebeurt, dan ga ik altijd twijfelen aan of ik zelf niet iets fout heb gedaan. Maar zoals Marc daarna heel lief (en terecht zegt): “Als jij zo zou zijn, dan zouden je klasgenootjes het niet leuk vinden om met je te gaan lunchen.”
Eenmaal thuis ben ik ontzettend blij dat de mensen die ik in mijn leven dichtbij heb allemaal wel leuk en lief zijn. ❤️
🧺