Taipei ’24 – Dag 14 en 15: Pandakontenschaaltje en barkat-in-leeuwenkop
Hoi hoi!
Het avontuur gaat weer verder. Veel leesplezier!
Donderdag 18 april
Vandaag genieten wij van ‘normale’ temperaturen. Het is ergens in de twintig graden. Loop je nu met regen buiten, dan moet je wel een jas aan. Ik geniet ervan, want dat betekent dat ik mij ook tijdens UDP (daglicht) gewoon buiten kan begeven zonder een zonnesteek of een slecht humeur op te lopen. Ondanks dat het inderdaad regent, doe ik toch een korte broek aan. Ik ben namelijk van mening dat hoe minder kleren je aan hebt, hoe minder er nat kan worden, en hoe minder kleren ervoor kunnen zorgen dat je het zo koud krijgt dat je ziek wordt. En ja, die ervaring heb ik.
Omdat het lekker koel is vandaag hoeven we niet te wachten tot het (bijna) donker is om wat te gaan ondernemen. Al vrij gauw na de lunch lopen Qiqi en ik bij 行天宮 Xíngtiān Gōng ‘Xingtian Tempel’. Daar is het verbazingwekkend druk. We lopen er een rondje. Deze tempel is wel weer minder indrukwekkend dan de 龍山寺 Lóngshān Sì ‘Longshan Tempel’, maar toch leuk om weer te zien. Gewapend met ons stempelboekje zijn we op zoek naar een stempel, maar die blijkt er niet te zijn. Wel kunnen we een 平安卡 píng‘ān kǎ ‘vredeskaartje’ krijgen binnen, dus daar gaan we dan maar voor in de rij staan. We wisten van dat vredeskaartje omdat een mevrouw ons dat net had uitgelegd terwijl we buiten nog op zoek waren naar de stempel die er niet was. Dat was wel een geestig gesprek trouwens (tempelpun intended), want de Taiwanese mevrouw bleef stug Engels praten terwijl wij gewoon in het Chinees antwoordden.
Buiten staat ook nog een kast met boeken. Wij zijn allebei boekenfanaat dus we kijken rond en nemen allebei een kinderboekje mee. Er staan verhalen in voor voor het slapengaan. Hoe je je als kind goed gedraagt (in Aziatische ogen, natuurlijk). Omdat het een mooi boekje is en ik het gratis mag meenemen krijg ik het gevoel dat ik me heb gecommitteerd aan de Taiwanese Jehova’s, maar het eerste verhaaltje lezende blijkt dat mee te vallen. Goden sluiten elkaar hier namelijk niet uit, je kunt gewoon ‘shoppen’ en zelf kiezen wie je wel, en wie je niet vereert. Iemand met veel geld heeft de god van rijkdom niet meer nodig, maar een zieke wel de god van de gezondheid.
Na ons bezoek aan de Xingtian Tempel gaan we naar huis. Eventjes niks doen. Vanavond gaan we wel weer met z’n drieën uit eten. Thuis zit iedereen aan tafel tonen te oefenen, want morgen hebben we een mondeling. Daarin wordt getest of wij een beetje fatsoenlijk in het Chinees kunnen voorlezen (dat is best tricky), en of we vervolgens een of twee vragen kunnen beantwoorden over de net gelezen tekst. Daar mag al dan niet een mening in voorkomen (we zijn in Taiwan, niet in China).
Het is best wel heel gezellig aan tafel. Iedereen zit tonen te oefenen en geregeld stelt iemand een vraag in de trant van: “Yinwei, welke toon heeft die?” En dan antwoordt Qiqi of ik: “Yīnwèi, dus 1, 4.” Dan volgt er een “Danku!” En zo gaat het een paar uur door. Het zorgt ervoor dat ik m’n tonen ook weer goed weet, want als ik m’n klasgenootjes help met welke tonen het moeten zijn, moet ik ze zelf ook wel goed zeggen. Goeie oefening! Ik kan de tonen wel, maar ik moet me er bij het spreken toch nog wat meer mee bezig zijn. Daar helpen dit soort uurtjes ook goed voor. 😃
Als iedereen toondoof is (of juist hypergevoelig, dat zal morgen blijken) gaan we eten. Met z’n drieën richting 公館 Gōngguǎn. We lopen een halfuurtje rond, maar vinden alleen maar tentjes waar ze kip verkopen. Nou vinden we kip lekker, maar het rotte hier is, dat er in bijna elk vlees, maar vooral bij kippenvlees, altijd stukjes bot in zitten. Bij kippenvlees is dat in onze beleving erger omdat het echt dwars doormidden gehakt wordt waardoor je ook nog botsplinters à la visgraat uit je mond mag vissen. Wij hebben daar met z’n drieën géén zin in vandaag. Dus, we kiezen veilig en gaan terug naar het currytentje waar we vorige week zondag ook met onze docent waren.
Daar eten we lekker!
Na het eten gaan we nog even een winkel in. Leuk om even rond te neuzen. Een halfuurtje later zitten we in de metro naar huis. Lekker nog even wouzen voordat de vrijdag begint… 😴
Vrijdag 19 april
Vandaag is écht een vrijdag.
De dag begint met les, die is leuk. Daarna mondeling. Ik heb geluk, want ik mag als eerst. Iets met een loterij winnen terwijl je niet wist dat je meedeed. Uit een waaier van papiertjes kies ik er eentje, en dat is de tekst die ik moet oplezen. Het is een tekst over de zesjescultuur. Niet dat ze die hier zo ook kennen, maar ons tekstboek is nou eenmaal geschreven door onze docenten in Nederland, dus de lokale onderwijzers moeten zich inleven in de Nederlandse student. Dat gaat redelijk goed (op de meeste fronten). De zesjescultuur is niet zo heel controversieel, dus best. Ik lees m’n stukje op en moet daarna mijn mening geven. Die kunnen jullie je vast wel voorstellen, dus die ga ik hier verder niet geven. Vijf minuten later sta ik weer buiten, overal volle punten voor! 🎉
Om half twaalf gaan Qiqi en ik aan het middageten. Beetje vroeg, maar zij was ook klaar, dus dan nog binnen blijven zitten heeft ook niet heel veel nut. We kiezen dit keer een ander tentje bij de universiteit en ik eet soepdumplings (misschien ken je ze als wontons). De bouillon is heerlijk. Het is vandaag weer goed heet dus voor de vocht- en zoutinname is dit prima. Daarna poog ik een simkaart te kopen met unlimited data. Ik heb nu een eSIM. Dat is handig, want je hoeft niet te klooien met je simkaart, maar het is ook onhandig, want je kan niet zomaar foto’s sturen van dingen die je ziet, en dat vind ik nou juist zo leuk! De combinatie ongelimiteerde data en eSIM bestaat nog niet echt.
Halverwege de weg van de universiteit naar huis zit zo’n winkel van 中華電信 Chunghwa Telecom. Wij slenteren er naartoe. Daar blijken ze alleen simkaarten te verkopen van 1 tot 2 jaar. Dat hoef ik niet. Ik vraag de telefoonMENEER (dit hoofdlettergebruik is geen fout, is een grapje) waar ik een simkaart van 30 dagen kan kopen. “Ja, bij de universiteit.” Mijn mond zegt “Dankuwel!” maar mijn hoofd denkt “Godverdomme, weer terug door die hitte.” Via een betaalautomaat waar Qiqi eventjes haar huur betaalt (dat kan hier zo… don’t ask me why or how) lopen we weer terug naar de uni. Daar schaf ik een simkaart aan. Nou kan ik wel gewoon foto’s naar huis sturen als ik ergens loop.
Kwaliteit van leven +5, Kee blij.
Daarna moeten we naar huis. Bijkomen. Een goede twee uur hangen we thuis in de airco. Lang leve netjes vierentwintig graden!
‘s Avonds gaan we wandelen door een ondergrondse winkelstraat. Die dingen heten hier 地下街 dìxià jiē. Betekent gewoon ‘ondergrondse straat’. Er loopt er eentje helemaal van het centrale treinstation tot nog twee metrostations verder. Het is voor ons een leuke combi, want wij kunnen enigszins in de koelte een stuk wandelen en nog allemaal metrostationstempels verzamelen. We voegen 台北車站 Táiběi Chēzhàn Taipei Centraal, 雙連 Shuānglián en 中山 Zhōngshān toe aan onze boekjes. Onderweg komen we langs allerlei winkeltjes, onder andere eentje die een pandakontenschaaltje verkoopt. Daarvan stuur ik een foto naar mam. Die wil het schaaltje wel graag hebben, dus ik ga nog een keertje terug om het te kopen.
Daarna besluiten we dat het tijd is.
Tijd om een hamburger te eten.
Moet je gewoon niet doen, hamburgers of pizza’s hier. Maar je kunt het ook niet helemaal nooit proberen. Dus wij kiezen een Japanse hamburgerketen uit (logisch, toch). MOS Burger heet het gebeuren. Daar staan we als drie verdwaasde buitenlanders te kijken naar een menukaart die we wel kunnen lezen, maar niet begrijpen. We proberen wijs te kiezen en kiezen de meest standaard versie. Wat is er dan niet standaard? Nou ja, je kunt je hamburgerbroodje inruilen voor rijst of sla. En je kunt een pizza-hotdog bestellen. Maar wij willen eigenlijk gewoon weten hoe een MOS Cheeseburger smaakt. Dat blijkt eigenlijk best wel lekker, alleen niet heel veel. Niet geschikt voor dagen dat je omkomt van de honger dus.
Met z’n drieën hebben we veel lol. Het is echt gezellig, ik word er blij van. 😁
Om acht uur, als het restaurant sluit, gaan we weer richting ons eigen metrostation. Dat we pas om acht uur weggaan is 1) omdat het gezellig was en 2) omdat we niet wisten of we onze eigen tafel moesten opruimen, of dat dat gedaan werd door het personeel. Dat is hier nooit duidelijk, dus wij wilden dat iemand die in ons blikveld zat wegging zodat we konden zien wat diegene deed, maar dat gebeurde maar niet. Tsja, dan moesten wij ook maar blijven zitten… wat vervelend. Oh ja, en 3) we hadden veel te veel ijsthee, maar wilden dat wel opdrinken en niet meenemen.
Qiao Shan en ik hadden richting onze dorm een bar gezien waar we wel een biertje wilden drinken. Wij missen allebei onze eigen biertjestijden thuis, dus we besluiten dat maar eens samen te doen. Ik drink er een Japans biertje (lekker fris!) en daarna iets Taiwanees (met thee, bijzonder).
Best bijzonder, om in een best wel westers aangeklede bar te zitten, terwijl er in het Chinees live wordt gezongen. We zijn de enige buitenlanders, ook dat nog, dus we trekken wel een beetje bekijks. Er is ook nog een huiskat – correctie – barkat. Die heeft het beste schuilplekje op aarde: een Chinese leeuwenkop. Wat een fantastische vondst!
Links ter referentie, en voor het plaatje rechts: zoek de kat.
Morgen (zaterdag) moet ik om 6 uur op. We gaan thee plukken in Yilan. Ik ben benieuwd..!
🧺