Taipei ’23 – dag 3: Contrasten en gekke teksten
Wij zijn moe. Moe van de warmte, moe van nog niet heel goed slapen, en moe van het vele lopen en niet echt ergens lekker kunnen zitten. We wennen er wel aan, maar dat heeft wat tijd nodig.
We beginnen de dag rustig, met een kopje koffie. Dat is het eerste normale (lees: warme) kopje koffie dat we drinken sinds… naja, ons wachten op KL845 op Schiphol. Natuurlijk drinken we dat in een door een airco vernoordpoolde tent.
De gekke Engelse teksten vallen me al een paar dagen op. Het is een oh-ja’tje, want in China heb je die ook. Mensen die t-shirts dragen met gekke vertalingen erop. Of rare teksten aan de muur. Vaak klinkt de Chinese vertaling (als die er al bij staat) een stuk beter. Die is ook logischer. In het Chinees praat je nou eenmaal anders over dingen dan in het Engels.
Natuurlijk een verzamelingetje van de gekke teksten van vandaag!
In het koffietentje stond op de muur:
Ever tried. Ever failed. No matter.
Try again. Fail again. Fail better.
Is het nou de bedoeling dat als we iets proberen het eigenlijk nooit lukt, maar je gewoon beter wordt in het ondergaan van het niet kunnen? Dat valt bij mij niet in de categorie opbeurende teksten. Helaas geen Chinees origineel, dus ik kan niet zeggen of de vertaling wel logisch is.
In het tentje zat ook een meneer met naast zich een petje. Op dat petje stond ‘left side escalator’. Dat behoeft misschien enige uitleg (aangezien ik denk dat ik hier inmiddels meer van snap dan mijn meelezend publiek). Taiwanezen gedragen zich heel sociaal. Dat wil zeggen, op de roltrappen in de metro’s staat men rechts stil, en links loopt men door. Dat is eigenlijk altijd zo, behalve op de hele drukke metrostations (zoals het centraal station) of als er een aso op de trap staat (die heb je helaas ook, maar niet zo veel als thuis). Gezien dit feit denk ik dat wat er op het petje staat van de meneer eigenlijk verkapt betekent dat hij heel snel is. Want ja, links loop je door, en dat zijn de mensen met haast. Of zou hij juist bedoelen dat hij er zo eentje is die links stilstaat? Dat zullen we nooit weten.
Over die roltrappen gesproken… mensen zijn echt heel netjes. De rijen voor de roltrappen zijn dan ook erg lang, want iedereen gaat al ruim van tevoren netjes achter elkaar staan. Dat betekent ook dat je soms 20 meter voorbij de roltrap moet lopen om aan te sluiten aan de steeds langer wordende rij. Maar als je er eenmaal in staat, weet je wel dat je mee naar boven (of beneden) mag!
Overigens vallen alle ‘buitenlanders’, waar wij natuurlijk ook onder vallen, goed op tussen alle hoofden met zwart (of felgekleurd geverfd) haar. Ik zie er steeds meer. Ik hoor er ook steeds meer (dat zijn vooral de Japanners, want die haal ik er niet uit qua hoe ze eruit zien). Het vaakst zie ik buitenlandse mannen, ik schat zo tussen de 25 en de 40, alleen in de metro. Heel af en toe krijg je als ze erlangs willen een veramerikaanste ‘duibuqi’ (dat betekent ‘sorry’). Wel grappig dat ze dat dan ook tegen ons zeggen, terwijl de kans groter is dat wij Engels verstaan dan Mandarijn. 😀 Ik doe overigens vrolijk mee. Als ik ergens langs wil krijgt iedereen ook zachtjes een ‘duibuqi’, en dan kom je eigenlijk overal, ook in de drukte.
Ik heb nog één gekke tekst om te delen. Al wandelend over straat loop ik achter een meneer die op zijn t-shirt heeft staan: ‘human made dry alls’. Wederom helaas zonder Chinees origineel, dus ik zal nooit weten waar dat op slaat. Misschien wil ik het helemaal niet weten. Ook prima.
Deze ochtend willen we graag het 228 Peace Memorial Park zien, dichtbij Taipei Main Station. We schuifelen er door de hitte heen. In het park, wat groter is dan wat wij gezien hebbben, staan wat pagoda’s. Daarbinnen is schaduw, dus daar hangen wij wat rond terwijl we om ons heen kijken. Het waterniveau in de vijvers is laag, de waterleidingen van de fonteinen zijn goed te zien. Niet zo heel mooi, helaas. Wel een lekker windje. In de pagoda’s is het best uit te houden. Toch raken we al gauw oververhit. Maar: het geluk is met ons. Het park huist namelijk ook het Taiwan National Museum. Dat is een goed gestyleerde collectie van alles wat Taiwan Taiwan maakt. Zoals te verwachten bij musea die de nationale trots verkondigen kost de toegang ons een halve pepernoot. Diet betaalt 50 yuan, oftewel 1,44 euro. Ik betaal op vertoon van mijn studentenkaart maar 15 yuan. Volgens mij heb ik nog nooit voor drieënveertig cent in een museum gestaan. Die onthouden we dan maar.
Het museum heeft vier verdiepingen en is een soort van verdeeld in acht secties (soort van, omdat het me niet helemaal duidelijk is waar de scheidingslijn valt). Elke sectie heeft zijn eigen onderwerp. Als eerste vinden we een tentoonstelling van de Rukai, een inheems volk. Misschien heb ik het spelletje The Legend of Zelda ietsje te vaak gespeeld de afgelopen tijd, want ik vind dat ze qua naam en qua kledij zo in het spelletje passen. Daarin heb je namelijk ook allemaal verschillende volkjes: de Zonai, de Zora, de Gorons, etc. De kleding van de Rukai is prachtig, maar heel klein. In Nederland zou het een kindermaat zijn. Toch vertellen de Chinese bordjes mij dat de gewaden gedragen worden door volwassen mannen en vrouwen.
Na het museum hebben we honger. We begeven ons naar één of ander winkelcentrum waar we lekkere pho (Vietnamese noedelsoep met rundvlees) hebben gegeten en bestellen dat nogmaals. Het smaakt ons goed. Als toetje wisselen we een voucher in voor een mango-ijsje. Ook dat smaakt verrassend goed. Hierna zijn we af. Moe. Klaar. We begeven ons naar Diets hotelkamer om wat te wouzen.
Over dat hotel gesproken…
Ik snap dat het in Taiwan lastig is om ruimte te vinden voor dingen, maar het Deja Vu Hotel lijkt toch wel als doel te hebben je de weg kwijt te maken. Ik heb ooit in een soort Noorse versie van Bananensplit gezien dat mensen voor de gek werden gehouden door ze in een Ikea-kamer te zetten en vervolgens de deuren van plaats te doen veranderen. Zo voel je je in dat hotel continu. Links? Rechts? Ja, toch hier. Oh nee, niet richting de parkeerplaats. De gedachte “is er hier überhaupt plek voor auto’s” schiet door mijn hoofd. Het hotel is klein, laag, en Europeanen die niet uitkijken zullen continu struikelen over een niet aangegeven stukje van de trap waar je je koffer omhoog kan rollen. Diet slaapt op de 3e verdieping, en zowel vanaf de ingang de lift vinden als vanaf de lift haar kamer is soms best lastig. Wij verbazen ons er iedere dag over, maar toch hebben we de uitgang gelukkig steeds weer te pakken.
Nadat we zijn bijgekomen in een yet another door de airco vernoordpoolde plek lopen we nog naar een tentje waar ze xiaolongbao (soepdumplings) hebben. Voor 100 yuan eten wij ieder vier dumplings, aan een ijzeren tafeltje op plastic stoeltjes, vlak bij een blazend fornuis. Dit is het Taiwan waar ik vrolijk van word. Echt een andere ervaring dan in een voor ons normaal restaurant. 😀
Het is weer een lang verhaal geworden. Dat eindig ik steevast met de uitspraak ‘mand’. Nu kreeg ik de vraag of ik wilde uitleggen waar dat vandaan kwam, dus voor zij die dit niet kennen, geniet van dit filmpje op YouTube: Meneer Mandje.
Tot morgen, lieve lezers!