Taipei ’23 – dag 14: Aannames
Een aantal aannames vandaag.
(Ja, ik vind ‘aannames’ ook gek staan, dus ik heb het opgezocht. Het meervoud van ‘aanname’ is zowel ‘aannames’ als ‘aannamen’, dus dit mag.)
- Dat het vandaag beter gaat met mij dan gisteren. –> Dat blijkt te kloppen.
- Dat ik vandaag wel weer naar buiten kan (en wil). –> Dat blijkt enigszins te kloppen (was wel blij toen ik weer thuis was).
- … (Die wordt later dit verhaal wel duidelijk, gaat over een broodje worst.)
- … (Kom je ook zo wel achter. Ik was zowaar lijdend voorwerp van een levensles vandaag.)
Ik word vercrackt wakker. Het is zeven uur. Veel te vroeg om de dag te beginnen, maar ik voel me zo vastgeroest en droog dat ik een paracetamol en een Strepsils neem, en vervolgens een half flesje water leegdrink. Als de Strepsils op is ga ik weer slapen. Vervolgens word ik om een uur of tien weer wakker. Ik voel me nu best oké, maar vraag me af of dat als ik rechtop ga zitten ook nog zo is. Ik ben bang voor weer zo’n dag als gisteren, dus ik ga nog maar even niet rechtop zitten. Om tien uur heb ik genoeg moed verzameld (en genoeg saaie Facebookfilmpjes gezien) en besluit ik dat de dag maar moet beginnen. Gelukkig beginnen de waterstralen niet gelijk, dus ik heb enige hoop.
In het kort: het gaat een stuk beter dan gisteren, maar ik nies nog steeds vaak, en hard. Zo hard dat het voelt alsof er iets uit de kom vliegt. Ik concludeer dat dat gelukkig niet zo is omdat er daarna niks enorm pijn doet, maar als ik hier morgen spierpijn van heb, dan verbaast me dat niks. Voel het al komen.
Ik heb wederom geen ondergoed meer, dus het is wasdag. Ik pleur alles in de wasmachine. Zakdoek als eerste. Gatverdarrie, vies ding. Het kussensloop waar ik gisteren de hele dag op heb gelegen en vannacht op heb geslapen ook. Bed gaat wel weer als ik me helemaal goed voel, want dat ga ik vandaag ook nog onderniesen. De wasmachine is vrij snel klaar en de t-shirts gaan aan het wasrek, de rest in de droger. Die heeft dus twee standen: lucht, en warme lucht. Ik wissel ze af om mijn kleren enigszins droog te krijgen, en dat wat vanavond nog niet droog is moet maar weer provisorisch over de koffer heen.
Boodschappentijd. Ik moet ook geld pinnen, dus na een snelle douche, dat maar eerst. Ik pin genoeg om de komende weken door te komen (denk ik). Verder besluit ik dat ik de niesen goed genoeg kan uitstellen om één halte met de metro te gaan, naar een ietsje grotere supermarkt dan hier in de buurt. Dat lukt inderdaad, maar het is geen pretje. Blij dat ik er weer uit kan. Uitgang 5 bij metrostation 古亭 Guting. Ik wandel de straat door en kom twee fantastische winkeltjes tegen: eentje voor kalligrafeerkwasten en eentje voor stempels. Daar ga ik sowieso nog een keertje heen als ik me beter voel!
Ongeveer honderdvijftig meter later vind ik de supermarkt. Die is alleen aan de letters PX te herkennen (zo heet ‘ie). Er staat verder nergens een bordje ‘supermarkt’, wat in dit geval wel handig zou zijn, want de supermarkt zit in een kelder. Dus, trap naar beneden, rechtsaf, nog een trap naar beneden, smal gangetje door. Dan sta je voor een apotheek… (Maar ik ging toch naar een supermarkt?) Gangetje nog steeds smal, dat resulteert direct in een traffic conflict (“traffic, 12 o’clock, opposite direction, same altitude, unaware of surroundings”). Ik stap zo goed en kwaad als dat kan opzij (bijna een rek kranten in) en zie vervolgens een stapel mandjes staan die wel voor de supermarkt moet zijn. Dat klopt, want nog een hoek later sta ik inderdaad in een supermarkt. Die is ongeveer zo groot als een kleine Albert Heijn bij ons, maar zo gevuld als de gemiddelde Lidl. Hoe dan? Nou ja, hele hoge rekken, alles strak naast mekaar, en hele smalle gangpaden. Zoals oudjes bij ons met z’n tweeën met winkelkarren eindeloos midden in het gangpad kunnen kletsen over het gebroken been van de pedicure van de te rijke overbuurvrouw, gaat dat hier niet. Mening. Ja. Ga maar eens naar de Lidl in Ommoord. De hel!
Ik koop wat te eten, waaronder een broodje met worst erin en kaas erop. Dat ziet er tenminste wel uit alsof ik weet wat erin zit (en dus weet welke smaak ik kan verwachten). Dat blijkt overigens wederom niet zo te zijn, dus hier even een frustratie-uiting wat betreft Chinezen, Taiwanezen, en brood.
Men is in dit deel van de wereld goed in broodverkrachting. Ondanks dat er hier een ongezonde passie is voor Frankrijk en Franse bakkerijen, is bijna al het brood of wat daarop lijkt niet te eten, omdat het er niet uitziet als hoe je verwacht dat het smaakt. Als voorbeeld: koop je hier een broodje met wat je denkt dat chocola is, blijkt dat rodebonenpasta te zijn (ja, dat is zoet). Het ergste wat je in Nederland kan overkomen is dat je rozijnen vreet, maar hier zijn het rode bonen. En die zijn niet te hachen. Wat mij dus vandaag overkwam met mijn broodje worst en kaas past daar goed in, want daar bleek bij thuiskomst chilisaus op te zitten. En omdat ik verkouden ben proef ik bijna niks, maar ik merk wel dat m’n bek in de fik staat van pittige chiliflakes. Dat was nou net weer niet de bedoeling!
Voor zij die dat nog niet door hadden, dit was aanname #3.
Okay, continuing.
Ik betaal mijn boodschappen en doe een poging de uitgang van de supermarkt te vinden. Dat gaat niet anders dan de heenweg. Naar de metro. Ik wil graag naar huis, want mijn ogen en neus jeuken, en ik heb zo’n gevoel dat de volgende nies al aan z’n aftelmoment is begonnen. T-30 zou genoeg moeten zijn.
Dan voor de laatste aanname van vandaag.
Ik stap de metro in, de groene lijn richting 新店 Xindian (zeg: sin djen). Op een van de bankjes zit een opa met in zijn rechterhand een klein kind en in zijn linkerhand twee paraplu’s. Naast hem staat ook nog een jongetje van (ik schat) een jaar of zeven en een meisje van een jaar of negen. Ik hang wat tegen de middenpaal aan, wachtend tot ik thuis ben. Het meisje kijkt nieuwsgierig om zich heen, en halverwege de 360 die haar ogen doen ziet ze mij. Ze kijkt me indringend aan.
Na een paar seconden zegt ze, zonder haar blik af te wenden, natuurlijk in het Chinees tegen haar opa: “Opa, denk je dat zij Amerikaans is?”
Ik kijk het meisje ondertussen ook nog steeds aan en antwoord: “Nee hoor, ik ben Nederlands.”
Op dat moment gaan de metrodeuren open, ik ben op mijn station. Ik zie nog één seconde aan volledige verbazing van zowel het meisje als de opa, en nog één seconde aan halve schaamte van opa dat ik ze blijkbaar verstaan heb. Dan stap ik uit, en loop naar de uitgang.
Dit meisje heeft vandaag geleerd dat je niet zomaar kan aannemen dat mensen om je heen je niet verstaan, ook al zien ze er heel anders uit dan jij. 😇 Ik vond het best grappig om daar lijdend voorwerp van te zijn.
Eenmaal thuis kom ik mijn roommate tegen die vraagt hoe het nu met me gaat. “Beter, maar nog niet helemaal goed,” antwoord ik. Ze zegt dat ze mijn klasgenootjes vandaag op school tegenkwam en dat die ook vroegen of ik nog leefde. Ik vind het lief dat ze, nadat ik zowaar maar vijf dagen met ze in een klas heb gezeten, me nog niet vergeten zijn. Maandag weer!
Oh, enne, als je je afvraagt waarom er vandaag een foto van drie knuffels staat als plaatje van de dag… ik heb nergens een foto van gemaakt vandaag, maar geen foto vind ik stom, dus krijgen jullie een foto van mijn reisgenootjes. Dus, graag introduceer ik jullie aan Pitot (het vosje), Moosey (de eland) en Koekie (die kennen jullie van gisteren). Altijd fijn om iets van thuis mee te hebben. ❤️
🧺