Taipei ’24 – Dag 43: Olifantentrap
Vrijdag 17 mei
Vanavond hebben wij met z’n drieën, Qiao Shan, Qiqi en ik, 象山 Xiàngshān beklommen. Dit is een berg die ten oosten van Taipei ligt, vanaf waar je de stad goed kunt zien. Het is niet hoog, maar 184 meter (600 voet, dus ongeveer zo hoog als het circuit van een van de Duitse waddeneilanden), maar geeft toch een aardig uitzichtje.
Ter voorbereiding eten we een hamburger bij MOS Burger (de enige tent hier waar je om vijf uur kunt avondeten). We moeten op tijd eten, omdat we met zonsondergang boven willen staan. Het is veertig minuten omhoog klimmen en dan weer veertig minuten naar beneden (alhoewel ik verwacht dat de weg terug sneller gaat). Ik ga goed ingepakt in sportkleren op weg. Die sportkleren zijn nodig, want het is nogal warm en benauwd, dus dan zijn sneldrogende kleren erg fijn. Dat goed ingepakt moet ook, want 象山 Xiàngshān staat bekend om de muggen. Die vinden het heerlijk vertoeven tussen alle bomen enzo. Ik snap het wel, als ik mug was zou ik hier ook gaan wonen. Genoeg vers bloed (teringveel toeristen) waarvan minstens de helft de fout maakt zowel de lange broek als het muggenspul te vergeten. Een lopend buffet eigenlijk, voor de muggen.
Halfzeven wordt het hier donker, dus ongeveer twintig minuten daarvoor zitten wij inderdaad aan de top. We hebben zo ongeveer vijfhonderd treden beklommen. Het is dan wel maar 184 meter omhoog, het is wel 184 meter lang alleen maar trappen. Er was ongeveer vijf meter aan rechte straat. Niet per se veel dus.
Ook Pitotje is er natuurlijk weer bij! Die moest voordat we gingen wandelen natuurlijk even op de foto met het … ja, wat is het. Logo (?) van de berg? Alle merken zijn hier tot in perfectie uitgevoerd. Zo perfect dat je een berg oftewel toeristische locatie kunt herkennen aan de vorm van het logo. Ik vind knap, hoe ze dat doen.
Maar, het uitzicht boven is het inderdaad waard. Onderweg zien we verschrikkelijk veel veel te grote spinnen (bah), een hagedis, en inderdaad allejezus veel muggen. Ik ben blij met zowel m’n lange sportbroek als m’n muggenspul dat ik regelmatig opnieuw opspuit (ja, is nodig, nee, ik vergiftig mezelf niet).
Omdat ik niet capabel genoeg ben om een zonsondergang met woorden te omschrijven, en dat ook zeker niet van plan was, ga ik jullie nu gewoon een rijtje foto’s geven. Dan kan je zelf kijken.
We vonden het overigens wel jammer dat er zo veel wolken waren. Ietsje minder en het was waarschijnlijk ietsje mooier geweest. Aan de andere kant, door die wolken hoefden we niet zo in de zon te lopen, dus dat was dan wel weer fijn.
Zoals je misschien kunt zien heb ik veel te veel foto’s gemaakt. 😇 Ik moet de meeste nog sorteren. Maar het is inderdaad een indrukwekkend uitzicht. In de verte hoor je de stad razen, je schrikt je af en toe een hoedje van een voorbijrazende libelle, én als je er oog voor hebt kan je de vliegtuigen zien aankomen voor runway 10 Taipei Songshan Airport. Daar had ik ook wel erg veel lol mee (“vlieg eens door, dat kan strakker”).
Als het donker is gaan we weer naar beneden. Gelukkig staan om de paar meter lantaarnpalen (die zowaar de sfeer niet verpesten, ook niet overdag, ik had ze niet eens gezien). Dat scheelt, want niet alle stenen zitten vast hier. Iets met aardbevingen en zo. Het creëert wel een soort Eftelingervaring.
Eenmaal beneden halen Qiao Shan en ik nog een ijsje bij de convenience store. Het is het lekkerste fruit-ijsje wat ik tot nu toe heb gehad (en ja, dat zeg ik bij elk fruit-ijsje hier). Deze keer is het een combinatie van aardbeien en rode bessen. Yum… als we in Nederland nou toch eens zulk waterijs hadden… wij moeten het helaas doen met perenijsjes die toch ergens vaag wel naar peer smaken, maar niet meer zijn dan een verre neef van de peer zelf. Nee, dit waterijsje smaakt alsof het vanochtend nog echt blauwe bes was.
Morgen gaan we naar 新竹 Hsinchu. Wekker om zes uur, ik vind het vroeg. Twee uur in de bus, dus ik neem een boek mee en een muziekje. Eerst maar een poging tot slapen.
🧺